Conserveringsmiddelen zijn decennialang een hele normale toevoeging geweest aan cosmetica. Niemand vond het raar of plaatste er vraagtekens bij; ze zaten nu eenmaal in je potje crème.
Het afgelopen decennium heeft vooral de angst voor parabenen, vanwege hormoonverstorende effecten, geleid tot een wereldwijze lobby om parabenen uit cosmetica te verbannen en te vervangen door een ander middel. Het gevolg was een lawine aan informatie – en vooral ook misinformatie – over conserveermiddelen.
Parabenen eruit, phenoxyethanol erin
En even leek de rust wedergekeerd toen de industrie uit angst voor stagnerende verkopen (en onder druk van milieu- en gezondheidsactivisten) en masse parabenen inruilde voor een al veel ouder conserveermiddel, namelijk phenoxyethanol, dat al veel langer op de markt is dan parabenen zelf. Een conserveermiddel waar je – als je de vakliteratuur mag geloven – ook niet vrolijk van wordt vanwege de neurotoxische eigenschappen en de irritatiegraad voor de huid en luchtwegen bij langdurig gebruik.
Nieuw advies: verwijder methylisothiazolinone
Sinds enkele maanden zijn de peilen gericht op het conserveermiddel methylisothiazolinone, kortweg MIT. Ditmaal zijn het niet de milieuactivisten, maar juist overheden en artsen die pleiten voor verwijdering ervan uit producten, vanwege toenemende allergische reacties. Het blijft dus onrustig op het gebied van conserveermiddelen, maar wat zijn de feiten? Waar komt de angst vandaan, wat zeggen wetenschappers erover?
Bescherming tegen indringers van buitenaf heel normaal
Conserveermiddelen worden al sinds de jaren ’30 van de vorige eeuw aan verzorgingsproducten toegevoegd om deze producten te beschermen tegen ‘indringers van buitenaf’ (denk bacterien) en de houdbaarheid van producten – in het Engels zo treffend de shelf life genoemd – te verlengen. Vooral laatstgenoemde reden is steeds belangrijker geworden, gelet op onze hedendaagse internationale economie, waarbij producten vanaf de andere kant van de aardbol worden ingevlogen en soms maanden opgeslagen liggen in opslagcentra.
Waar ging het mis?
De ongerustheid rondom conserveermiddelen – en dan parabenen in het bijzonder – is ontstaan toen in 1998 door middel van onderzoek werd aangetoond dat parabenen licht oestrogeen zijn. Of beter gezegd: parabenen imiteren het effect van natuurlijk oestrogeen in het menselijk lichaam. De hormonale werking van een parabeen is echter 10.000 tot 100.000 keer minder krachtig dan die van oestradiol, een voor de mens natuurlijk geslachtshormoon, en daarmee dus vrijwel te verwaarlozen.
Oestrogeen
Toch hield de ongerustheid aan en bereikte een hoogtepunt toen in 2004 een parabeenachtige substantie werd aangetroffen in het borstweefsel van een patiënt met borstkanker. Dit leidde ertoe dat parabenen acuut op de zwarte lijst werden geplaatst. Uitgebreid onderzoek volgde. De Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) mengde zich in het publieke debat en constateerde dat “… the study left several questions unanswered. For example, the study did not show that parabens cause cancer and the study did not look at paraben levels in normal tissue.” Deze geruststellende uitspraak kwam voor parabenen helaas te laat. Het vuur van het publieke debat was al aangewakkerd. De geest was uit de fles.
Denemarken gooit olie op het vuur
In oktober 2011 besloot Denemarken, onder invloed van sterk lobbyende vrouwelijke ministers, parabenen te verbieden in verzorgingsproducten voor kinderen jonger dan 3 jaar, bij wijze van voorzorgsmaatregel en gooide daarmee nog eens olie op het vuur. Dit leidde ertoe dat de Europese Commissie voor Consumentenveiligheid (SCCS) opnieuw parabenen onder de loep nam. De uitkomst van dit onderzoek was wederom geruststellend. De Commissie concludeerde namelijk dat “…excluding specific products for de diaper area [red. het luiergebied], there is no safety concern in any group.” Ook Franse vrouwelijke ministers maakten er een agendapunt van.
Waarom dan toch die hardnekkige angst voor parabenen?
We vroegen het Remco Schade, productontwikkelaar bij Costec. Remco: “Deze angst lijkt vooral online te bestaan. Typ maar eens in “paraben health”, “paraben free” of “deodorant paraben” en de zoekmachine geeft een paar miljoen hits. Maar er wordt hierin veel over-en-weer geciteerd en gerefereerd aan steeds dezelfde zaken. Zoals het beperken van parabenen door Denemarken. Ter nuancering, niet alle parabenen zijn in Denemarken verboden, maar slechts een aantal en dan met name in baby- en peutercosmetica. Dergelijke zaken worden vaak uit hun verband getrokken en juist dan ontstaan angsten.
Tip: Lees ook ons artikel over het imagoprobleem van de cosmetica-industrie, waarin deze door internet gevoede angsten ook aan bod komen.
Maar Denemarken houdt vol als het om conserveerstoffen gaat en richt zijn pijlen nu op MIT
De Deense Environmental Protection Agency (EPA) pleit momenteel voor het op Europese schaal verbannen van MIT. Dit synthetische conserveermiddel wordt toegepast in een brede range van cosmeticaproducten. Vooral toepassing in zogenaamde leave-on huidproducten (huidverzorgingsproducten die niet van de huid afspoelen) leidt tot problemen. Gebruikers van deze producten kunnen bij regelmatig gebruik een contact-allergie voor de stof ontwikkelen.
De Deense Minister van Leefomgeving, Kirstel Brosbøl, schaart zich achter het onderzoek van de EPA en maakt zich binnen de Europese Unie hard voor het verbannen van MIT uit verzorgingsproducten. “Consumers should not be exposed to substances which we know are highly allergenic. Especially in products applied directly to the skin,” zegt Brosbøl.
En Denemarken staat in het geval van MIT niet alleen…
Kirstel Brosbøl kan in het geval van MIT rekenen op back-up van enkele grote internationale organisaties. Zo pleit Cosmetics Europe al sinds 2013 voor het weglaten van MIT uit leave-on producten en concludeert de Europese Commissie voor Consumentenveiligheid dat “current clinical data indicate that MIT in cosmetics products is not safe for the consumer.”
Europees advies luidt nu: eruit halen.
Zelfs brancheverenigingen, zoals in Nederland de Nederlandse Cosmetica Vereniging, adviseren haar leden om MIT te verwijderen uit producten, dan wel geen nieuwe producten meer te maken waar deze conserveerstof in zit. Meer informatie over MIT en wat te doen bij een contact-allergie ga je naar de website van deNCV . Check inci lijstjes hierop goed, want het zit in meer producten dan je lief is. MIT is dus wel een stof waarvan branche-breed nu onderstreept wordt dat het niet goed is voor de huid.
Is phenoxyethanol dan toch minst kwade?
Zoals in de inleiding van dit artikel reeds is aangegeven heeft phenoxyethanol ook mindere tijden gekend. In 2003 twijfelde men in de EU nog aan de veiligheid van het product. En in Frankrijk was er bezorgdheid omdat het een enkelvoudig ethoxylaat van phenol is, met kans op toxische restproducten. Later ebde de controverse als vanzelf weer weg. Remco Schade: “Van de FDA weet ik dat er een waarschuwing is uitgegaan om het niet te gebruiken bij producten en toepassingen waarbij gerede kans bestaat op orale inname. Zoals bij handcrème, of cosmetica voor kleine kinderen. Maar hier schuilt het risico dus uitsluitend in het inwendig gebruik van de stof. Dat zegt niets over de (on)veiligheid voor de gebruiker van een doorsnee cosmetisch product.”
Remco vervolgt: “De huidirritatie door phenoxyethanol is in de door de EU wettelijk toegestane maximale gebruiksconcentratie (tot 1%) te verwaarlozen. De negatieve kanten van phenoxyethanol vallen in de praktijk dus wel mee, wanneer je een product gebruikt op de manier zoals het bedoeld is.”
Welk conserveermiddel is nog wel goed?
De controverse omtrent parabenen, phenoxyethanol en MIT leidt onherroepelijk tot de vraag: welk conserveermiddel is nog wel goed?
Remco heeft hier een duidelijke mening over: “Over elk conserveermiddel kan eigenlijk wel iets negatiefs worden geschreven. De paradox is dat hoe efficiënter het conserveermiddel is en hoe meer ervan wordt gebruikt, de kans op sensibilisering en dus overgevoeligheid toeneemt. Kies je voor een zogenaamde ‘milde’ conservering, dan heb je daar weer veel meer van nodig, of het werkingsspectrum is te beperkt. En dan moet je als formuleerder gaan schipperen, met soms vervelende bijverschijnselen tot gevolg. Zoals ongewenste productverdunning, een raar luchtje of een lage pH. Waardoor aan een product weer hulpstoffen moet worden toegevoegd, die anders niet nodig waren geweest. Het blijft complexe materie.”
Natuurlijke conservering
Wij kennen inmiddels wel een interessante nieuwkomer in conservering, op basis van glycerine bijvoorbeeld of butyleen glycol. De stoffen worden zodanig ingezet dat ze een cordon sanitaire rond bacterien vormen. Een bacterie kan alleen overleven als hij vocht krijgt. In dit geval droogt hij dus uit. De methode is specifiek gericht op het elimineren van slechte bacterien. Het Franse huidverzorgingsmerk Novexpert is trendsetter hiermee. Menig multinational heeft interesse getoond voor hun methode.
De leugen over je ‘vingers in de pot’
Het meest interessante van alles is dat ons altijd verteld wordt dat conservering moet omdat wij met onze vingers in de potjes zitten en het product dus vervuilen. Nu heb je dat met pompjes natuurlijk al niet. Maar het is sowieso maar een halve waarheid. Wie creme opdoet heeft meestal schone handen, omdat ze zich daarvoor gewassen heeft.
Produceren onder farmaceutische omstandigheden
De grootste besmettingsbron is de fabriek, waarin het product gemaakt wordt. Tenzij er onder farmaceutische omstandigheden geproduceerd wordt (wordt zeer weinig gedaan want is kostbaar, ik weet dat het merk MBR het wel doet), neemt men het niet zo nauw met de hygiene. Conserveren is dus pure noodzaak om de prijs te drukken van fabricage. En tot slot is daar nog het eerder genoemde argument van de shelf-life verlenging.