Veelbelovende mogelijkheden voor vergroting en reconstructie

08:18 - 04:59
luistertijd 08:18 - leestijd 04:59

Autologe vettransplantatie, ook wel AFT of lipofilling genoemd, wordt op vele manieren toegepast in de cosmetische chirurgie. Het afgelopen decennium is de techniek sterk verbeterd, waardoor het nu zelfs al mogelijk is een complete borstreconstructie met eigen vet uit te voeren. BeautyJournaal besteedt er ook al enkele jaren met grote regelmaat aandacht aan.

Er is echter nog wel wat werk aan de winkel, aangezien er nog steeds geen gestandaardiseerde techniek is en er nog steeds kans is op oncologische complicaties (lees er onderaan dit artikel meer over), zo stellen auteurs Krastev, Hommes, Piatkowski de Grzymala en Van der Hulst in het Nederlands Tijdschrift voor Plastische Chirurgie.

Vetweefsel om contouren te herstellen

Ons vetweefsel heeft vele functies, waaronder ook een esthetische; het geeft vorm aan de zogenaamde weke delen van ons lichaam, zoals het gezicht en de borsten. Daarom wordt vetweefsel steeds meer gebruikt binnen de plastische chirurgie om contouren te herstellen. De techniek is verre van nieuw. Al in 1893 maakte de arts Neuber van de techniek gebruik bij het herstellen van door tuberculose beschadigde gezichten. Twee jaar later reconstrueerde de arts Czerny voor het eerst een borst met behulp van AFT. De resultaten bleven echter lange tijd teleurstellend. Het getransplanteerde vet overleefde nauwelijks. Pas in de jaren tachtig van de twintigste eeuw lukte het om door middel van liposuctie een semivloeibaar vet te oogsten, dat beter overleefde na een transplantatie.

Vetweefsel geeft vorm aan weke delen

Stamcellen helpen het vetweefsel

Toch besloot de Amerikaanse Vereniging van de Plastische en Reconstructieve Chirurgie (ASPRS) in 1987 het gebruik van AFT in de borst te verbieden; er stierf nog steeds teveel vet af. Pas in de jaren negentig ontstonden er nieuwe methodes die het vet beter beschermde en werd er bovendien ontdekt dat vetweefsel veel stamcellen bevat, waardoor het zichzelf goed kan herstellen. Inmiddels is een AFT behandeling – na borstvergroting, liposuctie en een ooglidcorrectie – de meest populaire behandeling bij plastisch chirurgen. Het gebruik van AFT bij borstreconstructie en –correctie is nu dan ook een veelbesproken en veelbelovend onderwerp.

Waarom het belangrijk is dat stamcellen overleven

Vetweefsel is grotendeels opgebouwd uit vetcellen, maar bevat ook voorlopercellen, fibroblasten, leukocyten en macrofagen, samen de ‘stromal-vascular fraction’ (SVF) genoemd. Het bevat veel stamcellen, die er voor zorgen dat beschadigd vetweefsel weer hersteld wordt. Bij een vettransplantatie is het belangrijk dat al deze cellen overleven. De vetcellen sterven veelal kort na de transplantatie af, maar de SVF zorgt ervoor dat nieuwe vetcellen de afgestorven exemplaren vervangen.

KIJKTIP: onze video waarin een vrouw lipofilling van de borsten krijgt

Buikvet is erg geschikt voor een transplantatie

Vettransplantatie in drie stappen

De techniek van een vettransplantatie bestaat uit drie stappen: het oogsten, het reinigen en het opnieuw injecteren van vet.  In principe kan vet uit alle delen van het lichaam worden geoogst, maar de voorkeur gaat uit naar vetrijke delen, zoals de buik en de binnenkant van de bovenbenen. Vet uit de onderbuik bevat overigens de meeste stamcellen, waardoor de kans op overleven van dit vet groter wordt.

In de centrifuge

Het reinigen van het geoogste vet wordt gedaan door middel van decanteren (laten staan), uitwassen of centrifugeren, waarbij deze laatste techniek de beste resultaten geeft, omdat het een hogere concentratie aan jonge vetcellen en stamcellen oplevert. Tegenwoordig wordt het vet ook wel gefilterd, hetgeen eveneens goed resultaten geeft. De techniek van het opnieuw injecteren luistert nauw, om vetophopingen te voorkomen. Een belangrijke ontwikkeling is de ‘percutaneous aponeurotomy lipofilling’ (PALF), bedacht door de artsen Khouri en Rigotti, waarbij door middel van veel kleine injecties een net van losmazig bindweefsel wordt gecreëerd, dat vervolgens wordt gevuld met vet. Deze methode wordt onder meer toegepast bij fibrose en littekens.

Nieuwe technieken

In Korea en  Japan wordt nu gewerkt aan een methode om het vetweefsel te voorzien van extra stamcellen, om zo de kans op overleven van het getransplanteerde vetweefsel te vergroten. Het geoogste vet wordt verrijkt met SVF. Deze nieuwe techniek, CAL (cell-assisted lipotransfer) genoemd, wordt met succes toegepast in gezichten en borsten, maar ook in bijvoorbeeld niet-helende wonden. Ook platelet-rich-plasma (PRP), dat wordt gemaakt van het eigen bloed, draagt bij aan het overleven van getransplanteerd vet. Geoogst vet kan overigens twee jaar bevroren worden bewaard, al lijkt het er op dat de resultaten met ‘vers’ vet vooralsnog beter zijn.

Celdeling van een volwassen stamcel

Ook apparatuur wordt steeds beter

Ook in de apparatuur die wordt gebruikt voor vettransplantaties worden grote stappen gezet. Zo ontwikkelde Khourri de BRAVA, een vacuümsysteem dat een ruimte in de borst creëert, waardoor er meer vet in één keer in de borst kan worden geïnjecteerd. Door middel van 3D fotografie kunnen bijvoorbeeld contourafwijkingen goed in beeld worden gebracht en kan volumeverlies goed gemeten worden. Door middel van speciale software verloopt het injecteren van vet veel gelijkmatiger.

LEESTIP: lees hier meer op BeautyJournaal over de Brava-methode

BRAVA maakt volumetoename mogelijk

Een borstvergroting met behulp van siliconen is de populairste behandeling bij plastisch chirurgen. Het is een veilige methode, maar toch is er kans op complicaties als infecties en kapselvorming. Borstvergroting door middel van AFT kent die complicaties niet. Tot nu toe was echter het probleem dat met behulp van AFT maar weinig extra volume kon worden gecreëerd, waardoor beide technieken nog wel eens naast elkaar werden gebruikt. Met de ontwikkeling van BRAVA lijkt het nu echter mogelijk om een flinke volumetoename te creëren met een goed resultaat.

Alternatief voor siliconen

Ook zijn er inmiddels technieken waarbij het siliconenimplantaat wordt vervangen door AFT. Een ander voordeel van AFT is dat er geen littekens ontstaan. Ook is AFT zeer geschikt voor reconstructie na een borstsparende operatie en voor de reconstructie van een afgezette borst. De nieuwe borst voelt natuurlijk en ‘eigen’ aan. Ook kunnen oneffenheden, zoals ongelijkmatig gevormde borsten of een groot verschil in formaat tussen de linker- en rechterbost goed behandeld worden met AFT.

Aanvullend onderzoek nodig

Autologe vettransplantatie is een geweldige en veelbelovende methode, met zeer veel toepassingen. Er is weinig kans op complicaties, zoals allergieën of afstoting, en er ontstaan geen littekens. Toch zijn er ook nadelen. Zo wordt tot wel 50% van het vet opgenomen door het lichaam, waardoor meerdere behandelingen nodig zijn, en is nog steeds niet duidelijk welke technieken voor oogsten, reinigen en opnieuw injecteren het meest effectief zijn. Ook is niet helemaal duidelijk of de techniek veilig is bij vrouwen die borstkanker hebben gehad. Er is dan ook nog veel onderzoek nodig.

Toelichting op de uitspraak over oncologische complicaties (1 op 1 overgenomen uit het onderzoeksverslag):
Een lopende discussie is op dit moment de oncologische veiligheid van het gebruik van AFT bij patiënten met of na borstkanker, met name na MST. De bezorgdheid wordt met name gevoed door resultaten van diermodellen waarbij een verhoogde proliferatie van tumorcellen wordt gezien als gevolge van AFT en ADSCs.

Een aanzienlijk probleem met deze modellen is dat menselijk lipoaspiraat ingespoten wordt samen met actieve, sneldelende tumorcellen in immuundeficiënte muizen. Dit milieu heeft uiteraard weinig overeenkomsten met de klinische situatie. Andere studies suggereren dat alleen actieve tumorcellen beïnvloedt worden door de ADSC-gemedieerde weefselregeneratie en niet de niet-actieve, ‘dormant’ tumorcellen.

Klinische ervaring uit grote patiëntenseries waarbij AFT na borstkanker toegepast is, laat zien dat er geen aanwijzingen zijn voor verhoogde oncologische risico’s. Deze worden ook niet gezien in enkele oncologische studies. Een definitieve uitspraak kan echter pas worden bevestigd door meer onderzoek, bij voorkeur gecontroleerd onderzoek.

Lees ook